Breder cultuurbestel zet deur open voor meer genres en diverser publiek

Het landelijke cultuurbestel moet meer rekening houden met het veelzijdige culturele leven in Nederland. Kunstenaars en creatieven staan te popelen om het aanbod te verrijken met nieuwe genres en kunstvormen voor een diverser publiek. Deze ontwikkelingen vragen om veel meer ruimte in het cultuurbeleid van het Rijk. Zo wordt het tijd dat de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) wordt uitgebreid met bijvoorbeeld design, urban arts, e-cultuur, popmuziek of mode. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in zijn advies ‘Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur’ over het cultuurbestel vanaf 2021.

Stevige rol voor regio

Iedereen in ons land moet toegang hebben tot cultuur. Door nauw samen te werken met gemeenten en provincies (stedelijke cultuurregio’s) bij de ontwikkeling van cultuurbeleid, kan er een sterker en gevarieerder bestel ontstaan. De raad adviseert om een programmafonds voor nieuwe maatschappelijke verbindingen in te richten, dat de samenhang tussen het landelijke en regionale cultuurbeleid verstevigt. De overheden binnen de stedelijke cultuurregio’s zijn hierbij verantwoordelijk voor ‘matching’ van gelden. De rijkscultuurfondsen behouden hun belangrijke rol om vernieuwing en ontwikkeling aan te jagen. De raad moedigt hen aan om meer aansluiting met stedelijke cultuurregio’s te zoeken, zodat lokale talenten nog beter worden gezien.   

Ook pleit de raad voor een breder regionaal aanbod en een lokale verankering van cultuur en erfgoed. Daarom moet bij de uitbreiding van de BIS worden uitgegaan van een evenwichtige spreiding door het land. Een aantal toonaangevende instellingen uit stedelijke cultuurregio’s, zoals ontwikkelinstellingen, presentatie-instellingen en festivals, verdient een plek in de BIS. Zij bieden ruimte aan nieuwere genres en slaan een brug tussen makers en publiek. Ook gemeentelijke en provinciale musea die van nationaal belang zijn, en niet onder de Erfgoedwet vallen, horen volgens de raad thuis in de BIS. De raad benadrukt daarnaast in zijn advies het grote belang van cultuuronderwijs, cultuureducatie en -participatie, die een potentieel publiek laten kennismaken met kunst en cultuur.

Arbeidsmarktagenda

Een duurzame verbetering van de arbeidsmarktpositie van professionals in de kunst- en cultuursector is essentieel volgens de raad. Cultuuruitoefening op een professioneel niveau is immers een vak, geen onbetaalde hobby. De raad adviseert daarom dat de Fair Practice Code een stevige voorwaarde voor subsidietoekenning wordt. Met een mogelijk rijksgesubsidieerd scholingsfonds wordt het voor instellingen aantrekkelijk om zich te committeren aan de ‘Arbeidsmarktagenda culturele en creatieve sector’.

Topinstellingen

Het bestendigen van Nederlandse topinstellingen blijft een speerpunt. De raad bevestigt in zijn advies de spilfunctie van de grote musea, podiumkunstinstellingen, festivals en postacademische instellingen die nationaal en internationaal toonaangevend zijn. Ook vindt de raad het noodzakelijk om de te krappe bedragen voor een aantal BIS-instellingen te verhogen, zodat zij de verantwoordelijkheden en taken kunnen vervullen die van hen worden verwacht.

Investeringen

Voor de wijzigingen in het cultuurbeleid die de raad voorstelt, zijn extra investeringen noodzakelijk. In de huidige kabinetsperiode is er vanaf 2020 jaarlijks 80 miljoen euro extra voor cultuur beschikbaar. Daarvan is een groot deel al gereserveerd. De voorstellen van de raad voor de subsidieperiode 2021-2024 bedragen in totaal 34 miljoen euro. Daarnaast adviseert de raad om in 2020 eenmalig 15 miljoen euro te investeren in een scholingsfonds en 5 miljoen euro in de opzet van een revolverend fonds. Zo’n fonds stelt cultuurproducenten in alle disciplines en genres in staat om meer artistieke risico’s te nemen. 

Voor de langere termijn is er een substantiële, extra investering nodig – bovenop de impuls van 80 miljoen euro ­– om de vitaliteit van de sector te garanderen, werkenden fatsoenlijk te betalen en kunst en cultuur voor de hele samenleving toegankelijk te maken. De raad ziet mogelijkheden om de financiële middelen aanzienlijk te verruimen via bijvoorbeeld een revolverend fonds, de Geefwet, loterijgelden voor kunst en cultuur en het belasten van superplatforms zoals Netflix, Google en Facebook.