Advies Verbetering positie kunstenaar op arbeidsmarkt
De Tweede Kamer heeft eind vorig jaar ingestemd met een amendement, waarin onder meer een bedrag van twee miljoen euro eenmalig wordt vrijgemaakt voor de verbetering van de positie van de kunstenaar op de arbeidsmarkt. Minister Bussemaker (OCW) heeft de Raad voor Cultuur verzocht te adviseren over de besteding van dit bedrag.
De raad heeft de elementen uit de adviesaanvraag van de minister, de gesignaleerde knelpunten in zijn Agenda Cultuur (2015) en de gezamenlijke arbeidsmarktverkenning met de SER (2016) naast elkaar gezet. Op basis hiervan heeft hij drie thema’s geïdentificeerd waarbinnen verbeteringen voor de korte en lange termijn met een eenmalige financiële bijdrage gerealiseerd kunnen worden: beloning en zekerheid, ondernemerschap en marktpositie.
De raad adviseert om een substantieel deel van het beschikbare bedrag - circa € 800.000 tot € 1.000.000 - te besteden aan maatregelen die het ondernemerschap in de culturele sector ondersteunen. Daarbij moet gedacht worden aan het onderzoek naar en de ontwikkeling van een infrastructuur voor begeleiding bij investeringsaanvragen, en het aanvullen van fonds(en) van waaruit laagdrempelige, laagrentende leningen en/of microkredieten kunnen worden verstrekt.
Ook de matchingsregeling volgens het ‘Deense model’ (afspraken over tarieven tussen kunstenaars en musea) verdient in de ogen van de raad een substantiële bijdrage: circa € 600.000. Voor maatregelen die gericht zijn op onderzoek, impresario’s en experiment stelt de raad voor om tussen de € 100.000 tot € 300.000 (per maatregel) uit te trekken.
De aanbevelingen die de raad in zijn advies doet, moeten gezien worden als een eerste stap om de arbeidspositie voor kunstenaars te verbeteren. De raad zal ook de komende tijd, samen met de SER en partijen uit het veld, blijven zoeken naar wegen om knelpunten op de arbeidsmarkt weg te nemen.