Situatie startende kunstenaars is nijpend en urgent
Is er sprake van een verloren generatie jonge kunstenaars door de coronacrisis? Die vraag bekroop de Raad voor Cultuur begin dit jaar tijdens gesprekken met bijna 40 startende kunstenaars en creatieven over hun ervaringen in coronatijd. Het is bekend dat starten als kunstenaar ook zonder lockdowns al geen sinecure was. Maar: "Het beeld uit de gesprekken is heftiger en zorgelijker dan vooraf gedacht.", aldus de raad in het essay. "Het is goed dat de staatssecretaris nu extra middelen vrijmaakt voor jongeren en jonge makers in het eerder vandaag door haar gepresenteerde transitiepakket voor de culturele en creatieve sector.", zo laat voorzitter Kristel Baele vandaag weten.
Op basis van de gesprekken schreef de raad een bijdrage in de essaybundel: 'Jongeren en het zorgen voor hun morgen' onder de titel: 'In de file op een versperde weg, hoe jonge kunstenaars en creatieven hun start in de sector ervaren.' De essaybundel is een initiatief van veertien adviesraden van de rijksoverheid. Daarin roepen zij samenleving en politiek op om te zorgen dat de huidige én toekomstige jonge generaties een hoopvolle toekomst tegemoet kunnen gaan. Het initiatief kwam tot stand naar aanleiding van signalen dat jongeren het extra moeilijk hadden door alle coronamaatregelen van de afgelopen jaren. De bundel is aangeboden aan minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken) en staatssecretaris Van Oijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en wordt vandaag in Den Haag gepresenteerd in aanwezigheid van Prinses Laurentien van Oranje.
De Raad voor Cultuur ziet het als een morele plicht van de samenleving en de culturele en creatieve sector als geheel om te voorkomen dat deze generatie jonge makers verloren gaat. Dit vraagt solidariteit van opleidingen, producenten, programmeurs en overheden. Bijvoorbeeld door de jonge generatie speel- en presentatieplekken te bieden. Of door subsidieregelingen toegankelijker te maken en werkruimte te bieden. De raad noemt de ontwikkelsubsidie van het Innovatiefonds Utrecht als voorbeeld. Die bood compensatie voor de tijdsinvestering voor het schrijven van aanvragen. Uit aanvullende gesprekken met kunstvakopleidingen bleek dat zij graag willen nadenken over instrumenten om de overgang van school naar werk beter te organiseren.
Het gesprek met de jonge makers smaakt naar meer. De raad schrijft "ook zelf in gesprek te willen blijven met jonge makers en hen structureel bij de advisering van de raad te willen betrekken. We vragen hen ons bij de les te houden. Deze groep is -ook door ons- te vaak te weinig gehoord." De raad is inmiddels met voorbereidingen bezig om een jongerenplatform op te richten.