Advies: Belang van Nationaal museum slavernijverleden evident
“Het belang van een op te richten nationaal museum over het Nederlandse koloniale slavernijverleden is evident. Alle Nederlanders zouden in aanraking moeten komen met dit onderbelichte deel van onze geschiedenis en hoe dat doorwerkt tot op de dag van vandaag”. Dat staat in een gezamenlijk advies van de Raad voor Cultuur en de Amsterdamse Kunstraad over de plannen voor een nationaal museum slavernijverleden in Amsterdam. Het museum moet gaan over diegenen die onder Nederlands koloniaal bewind tot eigendom werden gemaakt en als goederen werden verhandeld. Dit gebeurde binnen een door Nederlandse koloniale overheden georganiseerd legaal systeem slavernij, aldus het advies.
De adviesraden brachten advies uit op verzoek van demissionair minister Van Engelshoven (OCW) en het college van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam. Deze vroegen de raden te reflecteren op het verkenningsrapport ‘Met de kracht van de voorouders’ van de Regiegroep Nationaal Trans-Atlantisch Slavernijmuseum (NTASM). Het advies is voorbereid door een gezamenlijke commissie van deskundigen uit wetenschap en museale wereld, onder voorzitterschap van de Almeerse burgemeester Franc Weerwind.
De regiegroep stelde in het verkenningsrapport dat naast aandacht voor het trans-Atlantisch slavernijverleden op den duur ook aandacht zou moeten zijn voor het slavernijverleden in voormalige VOC-gebieden. De adviesraden adviseren om de scope van het museum al in de beginfase te verbreden naar het gebied van de Indische Oceaan en Indonesische archipel. Deze verbreding is waardevol, omdat zo het volledige verhaal van de koloniale slavernij en de wereldwijde impact daarvan zichtbaar worden. Verbreding sluit bovendien aan bij de toegenomen maatschappelijke aandacht voor slavernij in de voormalige VOC-gebieden, die mede door nieuw onderzoek en tentoonstellingen is aangewakkerd.
De trans-Atlantische slavernij moet binnen deze brede benadering wat de raden betreft wel een prominente plaats innemen. Dit vanwege de omvang van de slavernij in de voormalige koloniën in het Caribisch gebied en het grote aantal personen in diaspora. En ook omdat juist de Afro-Caribische gemeenschappen zich in het maatschappelijke debat hard hebben gemaakt voor aandacht voor het slavernijverleden en de invloed daarvan op de hedendaagse realiteit.
De raden delen met de regiegroep dat het doel van het museum gebaat is bij een nieuw, groot en iconisch gebouw. In het verkenningsrapport wordt gesproken van ca. 7000 vierkante meter. Dit biedt kansen voor beleving, kennis en co-creatie. Ook moet het museum ruimte gaan bieden aan werken van hedendaagse kunstenaars. De gemeente Amsterdam heeft het voortouw genomen voor dit museum, vanwege de verbondenheid van de hoofdstad met het slavernijverleden. Mocht er in Amsterdam onvoldoende ruimte zijn voor een gebouw op de voorgenomen schaal, dan kan volgens het advies ook gekeken worden naar de metropoolregio Amsterdam.
In het verkenningsrapport is veel aandacht voor historisch onderzoek en educatieve programma’s. Ook is gedacht aan een online strategie. De raden zien het belang hiervan in en zijn benieuwd naar de verdere uitwerking. De raden vinden het verstandig dat het museum uitgaat van een beperkte collectie met veel bruiklenen. Het museum kan zijn collectie ook opbouwen in nauwe samenwerking met relevante gemeenschappen, waardoor mede-eigenaarschap ontstaat.
De Gemeente Amsterdam heeft aangekondigd dat besluitvorming op hoofdlijnen in december plaatsvindt. Vanaf januari zullen een of meer kwartiermakers verder werken aan het plan.