Achteroverleunen geen optie voor erfgoedsector
Er gaat veel goed in de erfgoedsector in ons land, er is behoorlijk wat geld beschikbaar en het grootste deel van de monumenten staat er - onder meer dankzij de inzet van de eigenaren en wettelijke bescherming - goed bij. Tegelijkertijd constateert de Raad voor Cultuur in zijn sectoradvies ‘Met erfgoed meer ruimtelijke kwaliteit’ dat achteroverleunen geen optie is.
De erfgoedsector kende de afgelopen jaren een grote dynamiek met de komst van de Erfgoedwet, de voorbereidingen voor de Nationale Omgevingsvisie en de aankomende Omgevingswet, verduurzaming, diverse transities en ‘Erfgoed telt’, de beleidsbrief van minister Van Engelshoven (OCW). De raad beschouwt deze brief als de opmaat naar erfgoedbeleid voor de langere termijn. Dan worden er idealiter niet alleen objecten beschermd, maar ook cultuurhistorische waarden als startpunt gebruikt om de ruimtelijke kwaliteit van de (fysieke) omgeving te verbeteren en het culturele leven te versterken.
Bredere blik, andere houding
Met de komst van de Omgevingswet (in 2021) en de omgevingsvisies wordt van de sector een volgende stap verwacht: een bredere blik en een andere houding, waarbij erfgoed gezien wordt als een van de pijlers van onze ontwikkeling als samenleving. De raad heeft twijfels of de erfgoedsector wel klaar is voor de Omgevingswet en of de lagere overheden hierop voldoende zijn voorbereid.
De raad stelt dat er voldoende kennis en financiële middelen in de sector beschikbaar zijn, maar dat zij zich niet altijd op de juiste plek bevinden. Hierdoor worden er kansen gemist om de ruimtelijke kwaliteit te versterken. De raad verkent in zijn advies de mogelijkheden om dit te verbeteren en gaat verder in op de kennisinfrastructuur van ruimtelijk beleid, het contact met de samenleving en de financiën.
Hij doet een reeks aanbevelingen in deze richtingen. Zo roept hij gemeenten op in kennis, deskundigheid en visievorming te investeren; de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed spoort hij aan om in samenwerking met de provincies de regie te nemen in een kennisnetwerk. De raad ziet graag dat meerstemmige verhalen over erfgoed, vanuit verschillende perspectieven, zichtbaar worden gemaakt met ontwerpend onderzoek en zo richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Op het gebied van de financiën adviseert de raad te onderzoeken of er ruimte kan worden gemaakt voor differentiatie in het financiële stelsel. De financieringssystematiek zou meer rekening moeten houden met verschillen tussen regio’s met een hoge en een lage economische druk. Daarmee krijgt de kwaliteit van plannen voor het beheer, behoud en de ontwikkeling van monumenten meer gewicht ten opzichte van de locatie van monumenten. Dit is volgens de raad ook in regio’s met een lage economische druk cruciaal.